Dutch

ZAL HET NET ZO GAAN?
(Ugyanígy lesz-e)

Voor mijn zoon

Zal het net zo gaan? Zul jij het haten
wanneer ik ‘s ochtends bij het opstaan
mijn keel schraap en mijn neus snuit,
het snot in de wastafel spuug?
Zul jij het sisgeluid haten
als ik mijn blaas leeg?
Zul jij het verfoeien als ik me omdraai
om vrouwen na te kijken, en zenuwachtig
aan mijn handen friemel, of als
het masker van mijn grijns loert
naar goedkeuring op de gezichten om mij heen,
of als ik aan mijn wenkbrauwharen trek,
of aan mijn dunne stoppelbaard krab
met mijn nagels, en als de overhemden
die ik uitdoe mijn oksel blijven dragen?
Zul je walgen als het opborrelende schuim
van mijn redevoeringen jou overspoelt,
enkel opdat je me gelooft,
opdat je in mij gelooft, van wie je weet
wat ik ben – beter dan ik dat zelf weet?
Zul je je afkeren van de tot vervelens toe
bekende grimas van de aap in de dierentuin
die de tralies van zijn rimpels
forceert? Zal het zuiveringszout
van je speeksel
zich in je mond als bijtend zuur
onder je bast vandaan ophopen?
Ik ben de tweedehands-bron van jouw
wereld-doorzwemmende kikkervisvlucht.
Vergeven kun je mij onmogelijk, maar spuug me uit,
slik je uitgespuugde vader nu niet door!
En jij, mijn vader, vergeef mij!

DE WEDUWE VAN DE DICHTER
(A költő özvegye)

ter nagedachtenis van mezelf

Ik ben de weduwe van de dichter
pleng tranen en spaar voor een krans
in mijn inktpot
is het hartenbloed bevroren
ik organiseer: kamer ter herinnering
plechtigheid marmeren plaat
tevens acteur en voorleesavond
verschillende evenementen
ik die niet tot meer bij machte ben
dichter ben ik immers niet,
enkel de weduwe van de dichter

ALLEEN DE
(Csak az)

Alleen de bout daar op het balkon achtergebleven
verontrust mij
toen ik daar buiten liep
ben ik er meermaals op gestapt
hij kerfde zich in de rubberen zool
van mijn slipper
ik stelde me prompt als een werktuig voor
zijn rupsachtige zich langzaam uitstrekkende
afdruk
schopte hem tegen de muur
hij rinkelde
maar ligt er nog steeds
in mijn geheugen rolt de wind hem heen en weer
ik denk te horen het muntachtige zachte
rinkelen
want ik was te lui om te bukken
toch nestelde zich gelijk
een onrust in mijn hersenen
kerfde zich in mijn merg
als een winding
en wil de stof die minder goed
dan kunstrubber kan loslaten
maar niet glad worden
schijnprobleem?
wat scheidt mij
van hem: dekbed geluidloos
openen van glazen deur en wat zou hem kunnen deren?
hagel vroege sneeuw hebben geen grip
op zijn foutloze legering
in mijn dommelen rolt weer op en neer
de bout waarvan ik weet dat hij er is
en ergens ontbreekt

GOOCHELAAR ZIJN
(Bűvésznek lenni)

Goochelaar zijn is vermakelijk
gaat hij naar huis en gooit hij
zijn aktentas in de hoek, verandert die
in kleurrijk doek dat als ijle rook
oplost, niet op de grond bonkt
uit zijn mouwen haalt hij ruim een dozijn
eieren te voorschijn, nuttigt zijn maaltijd
en de grauwe krant in zijn hand
fladdert als een postduif weg
als hij wil kan hij op het plafond
gaan liggen slapen
en wordt hij’s ochtends uitgerust wakker
het regent peertjes uit zijn mond,
hij geeuwt zijn brandende gloeilampen
Maar goochelaar zijn is soms lastig,
doet hij zijn hoed op
dan is het zeker dat er een konijn
of een kat uit op zijn kop valt,
en onder zijn tastende handen
vergaat de druiventros tot poedersuiker,
wil hij zijn neus snuiten, dan tikt de klok
in zijn hand in plaats van een zakdoek
Hij kent wel honderd geintjes
maar doet zelf niks: slachtoffer
van zijn roeping, koning Midas,
produceert hij lusteloos zijn wonderen

ZUILTJES VAN TABAK
(Dohányrudakból)

Ben ik met zuiltjes van tabak aan de maquette
van een ander aan het bouwen
angstaanjagend wit
verrijst hij boven mij
zijn schaduw stolt in mijn longen

HET PAPIER
(A papír)

Vanaf de andere kant van het papier
is iemand met een pen met een magneetpunt
mijn pen aan het leiden
Zijn woorden zijn niet mooier
of lelijker dan die van wie dan ook
dan laten we zeggen die van mij
zijn letters zijn bol alsof hij
met blinden correspondeert

OGEN
(Szemek)

Wat het linkeroog ziet
en het rechter
past helemaal niet bij elkaar
twee prooien bewegen heen en weer
in de het ronde, ronde van een verrekijker
de twee beelden nu eens in elkaar
dan weer uit elkaar glijdend alsof iemand
de vermoeidheid in jou aan het afstellen is

Vertaling: Györgyi Dandoy en Benno Barnard